Vikash Koendanlal van de VHP heeft onlangs iets bijzonders uit zijn bovenkamer getoverd: volgens hem wil de NDP een pijpleiding aanleggen naar OCER om helikopters te kopen. Een opmerkelijke uitspraak, maar het lijkt erop dat Koendanlal zichzelf een dringend college geschiedenis over de Surinaamse oliesector moet geven. Het zou bijna komisch zijn, ware het niet dat iemand die zulke idioterie verkondigt, zich waarschijnlijk beter eerst had moeten verdiepen in de feiten. Het lijkt wel alsof Koendanlal de rijke geschiedenis van de Surinaamse olie-industrie volledig heeft gemist, of misschien gewoon geen idee heeft wat er allemaal al is bereikt. De werkelijkheid is echter een stuk ingewikkelder dan de fantasieverhalen die hij deelt. Het is bijna alsof hij een clown in de circusshow van de politiek is, die zomaar wat roept zonder te begrijpen waar hij het over heeft.
De olie-industrie van Suriname, onder regeringen met een NDP-signatuur, heeft zich gekenmerkt door strategische visie, langetermijninvesteringen en een onwankelbare focus op economische onafhankelijkheid.
Het was immers onder Desi Bouterse dat er daadwerkelijk vertrouwen werd gesteld in de eigen capaciteiten van Suriname. Tijdens de militaire periode, in het bijzonder vanaf 1980, werd een belangrijke stap gezet in de ontwikkeling van de olie-industrie. Bouterse en zijn regering omarmden het idee om de Surinaamse olie- en gasreserves te exploiteren, en de geologen kregen alle ruimte om hun onderzoeken om te zetten in de praktijk. De oprichting van Staatsolie op 13 december 1980 markeerde de eerste serieuze stap in die richting. Staatsolie wordt dan ook beschouwd als een van de grootste verdiensten van de “Revo”, de revolutie die onder het leiderschap van Bouterse begon.
Staatsolie werd opgericht met een duidelijke visie op zelfredzaamheid, gebaseerd op het principe van ‘geloven in eigen kunnen’. De nadruk lag op het benutten van Surinames natuurlijke rijkdommen om economische onafhankelijkheid te bevorderen. Gedurende de jaren heeft Staatsolie zijn stempel gedrukt op de economische ontwikkeling van Suriname, met name vanaf 1987, toen de focus verschoof naar daadwerkelijke olie-exploratie en productie.
De periode onder de regeringen Bouterse I en II – van 2010 tot 2020 – was van bijzonder belang voor Staatsolie. De onderneming kende enorme groei, zowel in de olieproductie als in de diversificatie naar andere sectoren zoals energie en mijnbouw. In 2014, een belangrijk jaar voor de oliesector, werd de raffinaderij van Staatsolie uitgebreid, wat de productiecijfers verdubbelde naar 15.000 barrels per dag. Deze uitbreiding van de raffinaderij leidde tot aanzienlijke besparingen in de importkosten van motorbrandstoffen en bevorderde de onafhankelijkheid van Suriname op het gebied van brandstofproductie.
In januari 2020 werd de eerste offshore olievondst in Suriname gedaan, onder de regerende NDP. Deze ontdekking markeerde een belangrijke stap in de geschiedenis van de Surinaamse olie-industrie, die sindsdien zich snel verder ontwikkelde. De vooruitzichten voor de olieproductie in het zeegebied werden breed gedeeld met de Surinaamse gemeenschap, waardoor er veel optimisme was over de mogelijkheden die deze vondst bood voor de toekomst van het land. De groei van Staatsolie en de voortdurende investeringen in de olie-industrie, zoals de uitbreiding van de raffinaderij en de betrokkenheid bij de elektrificatie van het land, versterken de visie van een zelfvoorzienend Suriname dat niet afhankelijk is van buitenlandse olie-importen.
De geschiedenis van de Surinaamse olie-industrie begint dus niet in de recente jaren, zoals Koendanlal mogelijk doet geloven, maar veel eerder. De grondleggers van Staatsolie legden in de jaren ’80 de basis voor wat nu een belangrijk onderdeel is van de nationale economie. De betrokkenheid van geologen, die onder leiding van de revolutionaire regering werden aangemoedigd om olie te onderzoeken en te exploiteren, leidde uiteindelijk tot de oprichting van Staatsolie. Deze basis heeft de olie-industrie mogelijk gemaakt, inclusief de recente ontdekkingen en groei die we nu zien in de offshore oliesector.
In plaats van wilde verhalen te verspreiden, zou Koendanlal er beter aan doen zich eerst in de feiten te verdiepen. De olie-industrie in Suriname heeft een lange en rijke geschiedenis van investeringen en vooruitgang, met belangrijke momenten zoals de oprichting van Staatsolie in 1980 en de eerste offshore olieontdekking in 2020. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot het versterken van de economische positie van Suriname en hebben bijgedragen aan de voortdurende groei van het land op het gebied van energie en mijnbouw. Als politieke kuiken zou Koendanlal meer baat hebben bij het begrijpen van deze geschiedenis voordat hij claims maakt over de toekomst van de sector.
De olie-industrie van Suriname, onder regeringen met een NDP-signatuur, heeft zich gekenmerkt door strategische visie, langetermijninvesteringen en een onwankelbare focus op economische onafhankelijkheid. Sinds de oprichting van Staatsolie in 1980, een van de kroonjuwelen van de “Revo”, is consequent gewerkt aan de versterking van de olie- en energiemarkten, met als hoogtepunten niet alleen de uitbreiding van de raffinaderij, maar ook de elektrificatieprojecten en de historische offshore olievondsten in januari 2020 – onder NDP-bestuur. Dankzij deze gerichte beleidskeuzes heeft Suriname enorme stappen gezet richting zelfvoorziening en economische groei. Maar natuurlijk heeft Vikash Koendanlal deze belangrijke ontwikkelingen volledig gemist in zijn theatrale voorstelling over pijpleidingen en helikopters. Aangezien hij blijkbaar meer verstand heeft van circusacts dan van de geschiedenis van de Surinaamse olie-industrie, nodig ik hem vriendelijk uit om bij mij een college te boeken. Pro deo, uiteraard – ik ben de beroerdste niet.
Previen Prevo Sewnath